Selecteer een pagina

RASSEN

Hier vind je een overzicht van alle rassen met wat meer uitleg

Tirolerbracke

De Tirolerbracke stamt af van een verscheidenheid van plaatselijke rassen en wordt in zijn vaderland gebruikt voor verschillende soorten jacht, al naar gelang het terrein. Er zijn twee slagen. De kleur kan zwart, rood of reekleurig zijn. Kleiene witte aftekeningen zijn toegestaan, evenals driekleur. De schofhoogte is 40 tot 47 cm voor de grote variëteit en 30 to 38 cm voor de kleine.

Gebirgsschweisshund

De bayerischer Gebirgsscheisshund bestaat ongeveer 100 jaar en kwam tot de ontwikkeling door kruisingen met de Hannoveraanse zweethond, toen in Beieren behoefte ontstond aan een lichtere hond om voornamelijk gemzen te kunnen opsporen. Variaties binnen het ras komen nog veelvuldig voor. Het is een rustige, gevoelige hond. Hij is gespierd op korte benen, de ogen zijn helder, de oren zijn middelmatig lang met plooien, de kleur varieert van donkerbruin tot donkerrood met een donkere ruglijn. De haargroepjes op het hoofd zijn typisch. De schofthoogte ligt rond de 40 cm, het gewicht ligt tussen de 20en 25 kg.

 

Teckel

De Teckel moet actief, koen en waakzaam zijn. Hij is kortbenig met een lang lichaam en een trotse houding. Het hoofd is lang en goed besneden en loopt geleidelijk naar de neus af. De ogen zijn amandelvormig afgerond en liggen dicht tegen de wang. De hals en de rug zijn lang en licht gewelfd over de lenden. De poten zijn kort, kort en hebben goed bot. De kleur varieert van zwart en roestbruin, rood, chocoladebruin to gestroomd of getijgerd. De standaard Teckel mag niet meer dan 9 kg wegen.

 

Hannoveraan

De Hannoveraanse Zweethond werd zeer doelbewust gefokt om gewond wild op te sporen. Het is een stoere, laag gestelde, middelmatige grote hond van rustige aard. Het hoofd is zwaar en wordt meestal laag gehouden, met een licht gerimpeld voorhoofd en een zeer brede snuit. De oren zijn lang, zonder plooien en worden dicht tegen het hoofd gedragen. De ogen zijn donker met een ernstige uitdrukking. De niet te lange poten zijn recht of licht gekromd, de beharing is glad, dicht en glanzend. De kleur is grijsachtig bruin of rood met donkerdere aftekeningen. De schofthoogte is zeer uiteenlopend, voor een rue bedraagt deze 50 – 60 cm, voor de teef 40 – 50 cm.

 

Dachsbracke

De Dachsbracke werd in 1932 als zweethondenras erkend. Het ras sluit aan bij de HS en BGS. Het ras is ontstaan uit selectie van de Keltenbracke en heeft het zijn oorsprong van het Alpengebied tot de westelijke uitlopers van de Karpaten. Zijn kleur kan donker hertrood zijn tot grauw, de schofthoogte ligt tussen 34 en 42 cm. Karakterstiek aan het ras is de arbeid op het spoor met een diepe neus en spoorluid.

 

Schwarzwildbracke

De Schwarzwildbracke kwam onder de naam Slovaakse Bracke of kopov naar Duitsland.Zijn werkgebied zijn de bergstreken in Slovakije. Hier worden deze honden reeds lang voor de jacht gebruikt. Over de oorsprong van het ras tast men in het duister. De standaard bij een reu bedraag 45 to 50 cm. Voor teven tussen de 40 en 45 cm. De beharing is zwart met bruine randtekeningen.

 

Brandlbracke

De Oostenrijkse Brandlbracke dankt zijn naam aan de vlamkleurige aftekeningen in de zwarte beharing. In zijn vaderland wordt hij op grote schaal voor de jacht gebruikt, maar hij is buiten Oostenrijk vrijwel geheel onbekend. Hij is rechthoekig van lichaamsbouw, het hoofd is lang, de ogen zijn meestal kastanjebruin. De oren die niet te groot moeten zijn hebben afgeronde punten en worden hangend gedragen.
De staart is lang en de beharing glad en glanzend. De kleur kan zwart met vlamkleurige aftekeningen zijn of effen rood zo mogelijk met een kleine witte vlek op de borst. Schofthoogte is tussen 45 en 53 cm.